Tegenwerking en het achterhouden van informatie komen veel voor, heb ik als onderzoeksjournalist gemerkt. In 2009 werden gevoelige documenten over de brand in het Catshuis, waarbij een schilder om het leven kwam, in het kantoor van de landsadvocaat bewaard in de hoop de stukken aan de WOB te onttrekken. In 2015 kwam het radioprogramma Argos erachter dat een ambtenaar van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in opdracht documenten over onderzoek naar overtredingen van de drank- en horecawet vernietigde. De gedachte was: documenten die er niet (meer) zijn, hoef je niet te openbaren.
In de huidige jurisprudentie moet de verzoeker bewijzen dat documenten bestaan. Dat is lastig. Een lijst met bestaande documenten is er bijna nooit. In zeldzame voorbeelden in mijn praktijk lukt dat toch. Ambtenaren zien verwijzingen naar documenten over het hoofd of steken het verhaal wel heel knullig in elkaar. Maar in de meeste gevallen staat de verzoeker met lege handen.
De obstructie bij de overheid neemt toe. Sinds de laatste wetswijziging ‘ter voorkoming misbruik’ van de WOB heeft de verzoeker nauwelijks een drukmiddel. Hoe de nieuwe tegenwerking vorm krijgt, laat de gemeente Rotterdam zien. In een onderzoek naar mogelijke fraude ontving ze een WOB-verzoek naar standaard Excel-sheets die bestaan. De wettelijk termijn van vier weken werd niet gehaald, dus volgde een verdaging van vier weken. Ook na een bezwaar kwam er geen besluit. Onder dreiging van een kort geding volgde een brief met vragen die binnen veertien dagen moet worden beantwoord. Doet de verzoeker dat niet op tijd dan ‘kan’ de gemeente besluiten het verzoek niet te beantwoorden. Ook al waren de wettelijke termijnen verstreken, toch schortte Rotterdam de behandeling op.
In de wet staat dat de verzoeker niet hoeft te verklaren waarom hij iets vraagt. Toch bleek ook dat een reden voor het opschorten van de procedure. Toen deze horde was genomen, volgde een besluit door de gemeente. De meeste informatie werd geweigerd. Motivering ontbreekt. De opbrengst: drie A4’tjes met nietszeggende getallen.
De voorbeelden van zulk misbruik van de wet door overheden zijn talrijk in mijn praktijk: het niet overmaken van door de rechter bepaalde onkostenvergoedingen, vertragen, niet motiveren, terzijde schuiven van adviezen van bezwaarcommissies. Wat mij blijft shockeren is de minachting voor de wet die juist bestuurders uitstralen die horen te waken over de rechtsorde.
Eerder nam de Tweede Kamer een opvolger van de WOB aan, de Wet Open Overheid (WOO), die nu voor behandeling bij de Eerste Kamer ligt. Die wet moet zorgen dat er meer gegevens pro-actief openbaar worden gemaakt. Ook wordt een maas in de huidige WOB gedicht, waardoor organisaties die wel overheid of door de overheid gefinancierd zijn geen ‘transparantieverplichting’ hebben. Zoals de NS, de VNG en overheids-ICT-dienstverlener ICTU.
Maar iedere nieuwe wet is een dode letter als deze niet wordt nageleefd. Het probleem is dat het verantwoordelijk ministerie van Binnenlandse Zaken de wet niet handhaaft en dat niemand handhavend optreedt. Ook het parlement verzaakt zijn taak op dit vlak, waardoor de minister geen druk ervaart om een goede WOB-werking te waarborgen. Eens in de vijf jaar moet de minister de wet evalueren. De laatste evaluatie stamt uit 2004. Anders dan publieke druk is er voor overheden geen enkele druk om zich aan de wet houden. Het verbergen van de pgb-miljoenen kan voorlopig doorgaan.